Beter laat dan nooit: Fraser Island

8 februari 2016 - Sunshine Coast, Australië

De volgende dag reden we vroeg weg om naar inskip point te rijden waar we op de ferry zouden stappen naar een onbewoond eiland. In meer detail het grootste zandeiland ter wereld en het enige zandeiland waarop tropisch regenwoud groeit. Eenmaal bij inskip point aangekomen zagen we de bui alweer hangen, ZAND… Eli had de vorige keer gezegd banden laten leeglopen tot 15 psi, dus dat deden we netjes. Nick wilde toch zeker zijn, dus we vroegen voor de zekerheid iemand die van Fraser afkwam om advies. OMG 15 psi is veel te zacht, doe maar 26 psi. Gelukkig was deze man wel goed voorbereid en mochten we zijn pomp even lenen. We vertrouwden het toch niet helemaal, dus vroegen nog iemand. Neee joh, 26 psi is veel te hard, hoe zachter je banden hoe meer grip, ik zou rond de 20 psi doen. We besloten niemand meer te vragen en onze banden maar weer te laten leeglopen tot 20psi. Dit zag er wel goed uit, dus vol vertrouwen richting de ferry. 10 meter verder stonden we stil. Shit fluffy zacht zand, er stonden genoeg grote 4x4 jeeps die ons er meer dan graag uit wilden trekken. We bleven heel relaxed, stukje achteruit en daarna vol gas vooruit. Gelijk de eerste keer zorgen dat je weg komt, want de tweede keer kom je er nooit never nooit meer uit. Het hielp, half uurtje op de ferry en daar waren we dan. Letterlijk op een onbewoond eiland, geen bereik, geen wegen, geen ziekenhuis, amper wc, amper schoon drink water en onbetaalbare benzine: Heerlijk!

De eerste minuten waren zenuwslopend, na ons laatste avontuur op het zand was dit de eerste keer dat we er weer aan moesten geloven. De tij stond heel hoog, ik kon niet meer helder nadenken, dus ik zei: volg de andere auto's dan hebben we in ieder geval iemand om ons heen. Wij hadden alle vertrouwen in de Ozzies. Maar zij houden wel van wat spanning. Het was een half uur geleden het hoogste tijd geweest en om zeker te zijn is de regel: twee uur voor hoogste tij en twee uur na hoogste tij niet op het strand rijden. Nick was alweer over zijn zenuwen heen en nam mijn advies heel graag aan. Als een soort van real life hindernisbaan lagen er allemaal boomstammen op het strand, als de golf zakte moest je zorgen dat je naar beneden er voorbij reed en als de golf steeg zorgen dat je als een malle weer boven op het strand stond tussen alle boomstammen in, terwijl de golf kolkend op je afkwam en net de auto niet raakte. Ik deed mijn ogen dicht, terwijl Nick alleen maar zei: "KIJK NOU, KIJK NOU, AH ZO VET SCHATJE..!!" Later keek ik op het kaartje en zag ik dat ze een speciale hoog tij route hadden gemaakt. Maar goed, het was wel een adrenaline kick.. Na de eerste dag was ik wel over mijn angst heen, het zand was veel beter dan we gewend waren en ik zorgde dat we ons strict aan de tij tijden hielden.

Op het kaartje zocht ik de eerste mogelijkheid op om naar het binnenland te kunnen rijden, zo snel mogelijk weg van het strand. Het zand van de binnen wegen was veel meer fluffy dan op het strand, maar het voordeel was dat er wel aardig wat sporen waren waar we doorheen konden rijden. Iedereen helpt elkaar op Fraser, je hebt één zand baan en als er een tegenligger aankomt hoop je dat er geen uitwijkmogelijkheid in de bosjes zit aan jou kant, want dan moet jij uit de sporen. Ik kan er uren over door praten, Fraser was echt heel bijzonder voor mij. Met zijn tweeën rondrijden in het zand, midden in een oerwoud, soms is er een splitsing, je hebt geen idee waar je naar toe gaat en gaat puur op je gevoel af. Het heeft ons op de meest mooie plekken gebracht. Eerst deden we een track langs de zoetwatermeren in het zuiden.

Vlak voor zonsondergang kwamen we bij een meer aan. Op de plek waar we de auto konden parkeren zagen we een Dingo struinen. Dit zijn een soort van wilde honden die je bijna alleen op Fraser tegenkomt. Vroeger waren er heel veel, maar de Australische overheid zag hen als een gevaar en heeft de Dingo populatie daarom jammer genoeg verkleint. Niet iedereen komt ze nog tegen op Fraser, dus we waren heel blij om die te hebben gespot. We kwamen er ook achter dat het beestje ons volledig met rust liet, zolang wij hem lekker zijn gangetje lieten gaan. Daarna liepen we door naar het meer.

Na een korte wandeling wisten we echt niet wat we zagen. Er was niemand behalve wij, een paar zingende vogels en stiekem misschien een slang in de bosjes. Onze voeten stonden in zo'n fijn wit zand dat het als kussentjes aanvoelden. Het water heb ik nooit in mijn leven meer zo helder en rustig gezien en de twee witte boompjes en beginnende nevel boven het enorme meer maakte het uitzicht helemaal af. Na eerst 5 minuten lang met open mond daar te hebben gestaan, besloten we een duik te nemen. Het water was zo fris en zo helder dat je kon zwemmen en drinken tegelijk. Op 10 meter diepte kon je bijna nog steeds de zandkorreltjes tellen. Daarna hebben we in het pik donker ons gasstelletje uitgeklapt en besloten we stiekem aan het meer onze tent op te zetten. Karma sloeg toe, ons luchtbed bleek lek te zijn. We hadden om 5 uur de wekker gezet, omdat we daar absoluut niet mochten kamperen en weg wilden zijn voordat de eerste mensen zouden komen. Toen we de tent open ritsten was het nog donker. We zijn lekker tegen elkaar aangekropen en hebben de zon boven het meer langzaam zien opkomen. Na een fris ochtend bad zijn we rustig de tent in gaan pakken en tijdens het ontbijt kwamen de eerste mensen al aangereden. Zo hadden we de nummer 1 touristische attractie van Fraser Island helemaal voor ons alleen gehad.

We reden rustig op ons gemakje de track af tot onze volgende stop: lake Wabby. Bij de lookout konden we het meer heel mooi van bovenaf bekijken. Het meer ligt vlak achter de duinen en door de wind heeft het zand van de duinen zich achter het meer opgehoopt. Daardoor is de duinrand zo'n 20 meter hoog geworden en kan je van de duinrand het meer inglijden. De wandeling vanaf de lookout naar beneden viel best tegen in de hitte, dus eenmaal aangekomen bij de duinrand zijn we meteen naar beneden gegleden. Omhoog ging iets lastiger, we waren meteen weer verhit. Ik weet nog heel goed dat ik daar stond en niet verder kon kijken dan de enorme zandduinen. Het zand was goudkleurig en glinsterde van de zon. We konden er niet lang van genieten, onze voeten verbrandden van de hitte en we zakten bij elke stap dieper weg. Het was rennen als 2 hinkende paarden richting de bosjes.

Eenmaal weer aangekomen op het strand hadden we nog even de tijd om een nieuwe track te pakken, want de tij kwam alweer op. Deze bracht ons naar nog veel meer meren, maar Lake McKenzie en Lake Wabby waren toch wel het meest bijzonder. Het rijden over de zandwegen beviel ons het meest. Niemand om ons heen, poepen in een zelfgegraven gat en plassen in de bosjes, het hoort er allemaal bij. Daarnaa waren we echt weer toe aan verkoeling. Een douche is er niet, dus we sprongen in Eli Creek. Een zoetwater beekje die vanaf het binnenland naar de zee liep. De zon ging alweer bijna onder, dus we waren weer de enige. Ook deze creek was weer bizar helder. We zijn tegen de stroming in zover mogelijk gaan lopen en hebben ons daarna met de stroming mee laten voeren naar het strand. Weer helemaal schoon en fris hebben we een mooie kampeerplek gezocht aan het strand, lekker ons prakkie gekookt en daarna vroeg ons bedje in gekropen om de volgende ochtend weer vroeg weg te gaan.

Toen de zon boven de oceaan opsteeg en ons tentje in scheen was onze slechte nachtrust en houten rug snel goedgemaakt. We hebben lekker koffietje gezet en ontbeten, terwijl onze natuurlijke wekker ons langzaam ontwaakte. Hoe laat het nou was, dat wist daadwerkelijk echt niemand. Er kwamen een paar jongens naar ons toegereden, die vroegen hoe laat het bij ons was. Alle telefoons en klokken gaven een andere tijd aan. Wat bleek, overal in Australië hadden ze de tijd veranderd, maar vanwege gebrek aan bereik kon niemand opzoeken welke tijdzone voor ons gold. Vanaf dat moment moesten we het met de zon doen, het voelde nu echt alsof we aan het einde van de wereld waren beland. Na even rond te kijken bij het schipswrak op het strand zijn we zo ver mogelijk gaan doorrijden naar het noorden, want we moesten voor de middag weer van het strand af zijn. De tij kwam weer op en we hadden eigenlijk bedacht om tot de top van het eiland te rijden. Nick wilde de gok wel nemen, maar ik besloot dat het toch beter was om uiteindelijk voor een track naar het binnenland te kiezen.

We merkten al gelijk dat hier veel minder auto's reden dan ten zuiden van het eiland, dus dit was misschien wel een verstandige keuze. Doordat er zo weinig toeristen waren, was ons route kaartje niet meer helemaal up-to-date en raakten we verdwaald. Dat maakte ons eigenlijk niets uit, we hadden toch genoeg eten en drinken bij ons voor een week. We bleken op een track te rijden die volgens onze kaart helemaal niet bestond, dit vonden we super spannend, dus we besloten gewoon door te rijden en te kijken waar we uit zouden komen. We reden dik 2 uur, de weg leek nergens naar toe te lijden, tot een enorme plas/bijna meer voor ons de weg versperde. Dit meer was echter wat minder helder dan de rest, dus we liepen er liever niet doorheen en konden niet zien hoe diep het was. We hebben daar minstens een half uur staan twijfelen, zoals gewoonlijk zei Nick dat het makkelijk kon en was ik de spelbreker. Uiteindelijk reed Nick zonder iets te zeggen zo het meer in. Dit keer had, helaas, ik gelijk. Daar stonden we dan aan de zijkant van het meer hartstikke vast in de bagger. Ik moest er via het raam uitklimmen, want het water kwam boven mijn deur uit. Ik was doodsbang dat al onze spullen onder de bagger zouden komen te zitten en besloot daarom zo snel mogelijk om hulp te vragen. Dit keer liet ik Nick niet nog een paar keer proberen, aangezien hij alleen maar verder zakte bij elke keer dat hij gas gaf. Eigenlijk was het een hilarisch moment als ik er over terug denk. Na een halfuurtje terug lopen doken er eindelijk weer mensen op. Dit was een auto vol met ontspoorde getrouwde zakenmannen die eindelijk los waren van hun vrouwen. Wie anders rijdt zo ver? Ze hadden de tijd van hun leven toen ze hoorden dat ze ons eruit mochten trekken.

Onder luid applaus en gebrul was de auto weer veilig gesteld. Toen kwam het volgende dilemma. De mannen zeiden dat we makkelijk door het meer zouden kunnen gaan als we door het midden zouden gaan. Ze zeiden dat er een strand achter lag, zo mooi, dat hadden ze nog nooit zo mooi gezien. Als Australiërs dat over een strand zeggen, moet het wel echt waar zijn. Over de plas had ik alleen geen goed gevoel, misschien was het puur voor de sensatie. Ik kon Nick overhalen te wachten tot er een andere auto eerst zou gaan. Na 15 minuten kwam er een auto, verdween die vervolgens onder het water en kwam er aan het andere kant weer uit. Dat was het moment waarop het mij te ver ging en ik vroeg hoe ver het lopen was. Het bleek maar om 100 meter te gaan, toen was de beslissing natuurlijk snel gemaakt.    

Eerlijk is eerlijk, op dat moment het meest mooie strand dat we hadden gezien. (toen hadden we whitehaven beach nog niet gezien) Het strand was parel wit, de oceaan liep over van helder licht blauw, naar turquoise groen, naar donker blauw en in de verte zagen we walvissen en dolfijnen zwemmen. Dit was nog niet alles, toen we in het water stonden, bleek het water honderden meters lang tot onze knieën te blijven. Er was ons nadrukkelijk verteld niet in de zee te zwemmen op heel Fraser, maar bij dit strand konden we het niet laten. Bovendien leek het veilig door het ondiepe water. We hoefden niet ver te lopen om een grote zwarte vlek voorbij te zien zwemmen, van iets dichterbij zagen we duidelijk dat er meerdere grote stingrays voor onze voeten zwommen. Welgeteld waren er maar 5 mensen die met ons mee aan het genieten waren van het strand en toen we naar ze toeliepen vroegen ze vol verbazing hoe we hier in godsnaam opkwamen. Dit soort momenten maken onze reis. De weg terug naar het bekende stuk van Fraser was bar. De tij kwam op, dus de twee auto's moesten van het strand af. Eén auto kwam precies bij de doorgang naar de track vast te zitten in het zand, dus toen moest de ander wel helpen. Wij liepen er rustig langs terug naar onze auto… Achteraf natuurlijk heel blij dat we niet door de plas zijn gaan rijden.

De weg terug was moeilijker dan heen. Nu liep de track omhoog in plaats van omlaag. Na drie keer omhoog te hebben gereden en het weer net niet te redden tot de top, zagen we de twee auto's achter ons aankomen. Er is maar 1 weg, dus wij moesten eerst voordat zij konden. Iedereen hielp elkaar, we hebben onze banden leeg laten lopen en na nog 4 keer proberen, lukte het ons eindelijk. De auto achter ons besloot dwars door de bosjes te gaan in plaats van de track te nemen en kwam bovenin vast te zitten. Gelukkig konden wij de vloekende man met zijn vrouw en kinderen er weer uittrekken en zijn we weer met drie auto's verder gaan rijden. Dit was een fijn gevoel, want de tank was inmiddels bijna leeg. Benzine tanken op Fraser is niet heel leuk voor je portemonnee, dus we probeerden onze tank op de liter nauwkeurig af te stemmen. We hadden het gevoel dat onze banden bijna onder de auto vandaan trilden, dus we hebben gelijk de banden weer een stukje opgepompt.

Na dit avontuur was de tij weer gezakt en konden we via het strand rijden naar de champagne pools. Dit is een soort van natuurlijk bubbelbad, doordat de golven over de rotswand slaan. De enige plek waar je 'veilig' in zoutwater kan zwemmen. Toen we aankwamen lopen leek het wel alsof er een vampier had toegeslagen, zo rood. Er was een jongen op de rand van de rotsen gaan zitten en toen de golf kwam, die de bubbels in het bad maakt, werd hij over de rotsen heen geslagen. Er stond een meisje bij die helemaal in de stress was en ons vroeg wat ze moest doen. Wij konden niet meer doen dan ze terug naar het vaste land te sturen en naar een dokter toe te gaan. Zolang we uit de buurt van de rotsen bleven, was het bubbelbad best leuk. Hierna wilden we heel graag het zout van ons afspoelen in Eli creek om daarna weer lekker aan het strand te kamperen.

De volgende dag zijn we de laatste track gaan doen. We hebben een lookout gezien die een stukje lopen was en uitkeek over de goudgele glinsterende zandduinen en zijn uitgekomen bij nog een aantal bruine meren. Een van die meren was heel bijzonder. Wij waren in Fraser tijdens de Australische lente en er was net een nestje van baby schildpadjes uitgekomen. Doordat het zo rustig was kwamen ze heel dichtbij, het waren er echt veel, mega tof! In de namiddag besloten we nog heel graag terug te gaan naar Lake McKenzie, waar ik eigenlijk wel een beetje verliefd op was geworden. Dit keer was het een stuk drukker, of eigenlijk een grote mensenmassa. Maar, voor zonsondergang waren we weer alleen en hebben we ons tentje er weer uitgegooid. Toen we ons water 10 minuten moesten laten koken omdat het drinkwater op was en de tank weer zo goed als leeg was, besloten we dat het toch echt weer tijd was om terug te gaan naar het vaste land.

3 Reacties

  1. Anita:
    8 februari 2016
    Wow wat een verhaal en heel herkenbaar Het is net of ik er zelf weer ben. De beelden komen helemaal terug na 30 jaar ! Nu ben ik wel benieuwd naar Bali en Flores? Knuffel Mam
  2. Tinus:
    8 februari 2016
    Mooi geschreven Veer, ik kan mijn emoties moeilijk onder controle houden. Alles waar je het over hebt herinner ik me als de dag van gisteren. In maart 1986 was ik ook samen met mijn broer Rein, Christine en je mam op dit prachtige eiland. Het is één van de mooiste vakanties uit mijn leven. Ik mis mijn broer nog steeds. Hug Pap
  3. Ineke:
    12 februari 2016
    Jeetje Veer en Nick wat een verhaal ! P r a c h t i g ! Jullie zijn e c h t matty s ! Byzonder byzonder wat een ONCE in a lifetime ! Ik ben OOK ontroerd door de reactie van JOU thuis ! Zooo intens Lieve mensen Blijf genieten van T land EN van elkaar . Dikke